zelfregie
  • Afdrukken
>> Welkom op zelfregie.com / Uitwisseling van informatie, ervaringen en kennis over versterking van het zelfregulerend vermogen |

Ambivalentie tussen subject en object




A1mbivalentie tussen subject en object

Jacques Beurskens is opbouwwerkers. Hij vertelt over het dorp ‘Dreumel' waarin hij woont:

Bij 'gemeenschappelijke voorzieningen' denk ik bijvoorbeeld aan het belang van één supermarkt in het dorp, voldoende betaalbare huisvesting voor ouderen, een eigen zwembad, een gemeenschapsaccomodatie, goed openbaar vervoer, voldoende medisch-sociale, culturele en recreatieve voorzieningen en aan goede professionele kinderopvang. Zo willen we in het dorp een multifunctioneel gebouw realiseren met daarin onder andere kinderopvang, thuiszorg, logopedie, schoolarts en boven twee appartementen. Dat gebouw is zo'n gemeenschappelijk belang. Dat is een feit, maar ja, ga het maar eens organiseren. Dan zijn er bijvoorbeeld een paar bij die zeggen 'dat zie ik niet zitten' en de rest bemoeit er zich niet mee. Toch is zo'n voorziening voor de toekomst van het dorp heel belangrijk.
Om de achteruitholling van het dorp tegen te houden en het huidige voorzieningenniveau op hetzelfde peil te houden, zal de dorpsgemeenschap ook anderen moeten gaan opzoeken die met hen gezamenlijk dit doel kunnen realiseren. De gemeente West Maas en Waal bestaat nu eenmaal, zoals gezegd, uit diverse dorpen en daarom is samenwerking van steeds groter belang geworden. Maar de autochtone Dreumelaren zijn, zoals gezegd, te veel op zichzelf gericht en verbinden zich te weinig met andere dorpen op een gemeenschappelijk belang. En dat geldt niet alleen voor Dreumel, maar ook voor de andere dorpen in de gemeente. Die andere dorpen doen dat ook niet. En daarom krijg je geen gezamenlijkheid tussen die dorpen.

Jack geeft hier aan dat het bij communale zelforganisering onder meer gaat om het gewaarworden en kiezen van gemeenschappelijke doelen. Maar hoe stel je vast dat bepaalde doelen of belangen collectief zijn? In de contextuele benadering van zelfregulering wordt dit gezien als een belangrijk en ingewikkeld proces van interne en tussenmenselijke afstemming. Jack lijkt hier in dit stuk wat hard van stapel te lopen in zijn neiging om te praten van feiten, zo van ''Dat is het belang van het dorp'' en niet ''dat vind ik het belang van het dorp''. En daarmee lijkt het alsof hij het geconstateerde belang niet meer ter discussie stelt. Maar ja, andere mensen kunnen daar natuurlijk anders over denken. Wie maakt uit dat bepaalde belangen nu eenmaal collectief zijn?
We kunnen ons afvragen of dit soort denken in termen van feiten die los van wat de afzonderlijke bewoners allemaal ook mogen vinden, niet van essentieel belang is om uberhaupt nog die collectiviteit Dreumel te kunnen aansturen. Wordt anders niet het gehele collectief gefragmenteerd tot losse individuen die van alles kunnen vinden en er verschillende beelden op na kunnen houden. Waar blijft met andere woorden het recht van een dorp om bijvoorbeeld bepaalde voorzieningen te eisen, omdat het gewoon zo is dat zo'n winkel een essentiële functie in het dorp vervult. Beweren dat iets feitelijk zo is geeft kracht. Zeggen dat iets 'uit onderzoek is gebleken' creëert autoriteit. 'Meten is weten'. In het kader van doelmatig handelen is dit strategisch gezien, dus slim. Door het zo te stellen, kan Jack ook veel mensen achter zich krijgen. Doordat men zegt 'het is maar een subjectieve mening, een subjectief beeld en het is maar van welke context uit je het bekijkt' verdwijnen al snel alle feitelijke rechten en belangen die mensen hebben. Het verzwakt de positie die je kunt claimen. Jezelf in deze kwetsbaar opstellen lijkt strategisch gezien niet erg slim.

Door iets een feit te noemen - en de wetenschap probeert dit bij voortduring te doen - verschaf je je handelen een bepaalde legitimiteit en kracht. Want nu is het niet meer onverschillig wat je zegt, maar is het iets echts, iets stellends geworden. Dit kan ook iets zeggen over de oprechtheid in je doeleinden en motieven. Er is dan nog slechts één weg mogelijk. Maar is het ‘met zichzelf in strijd zijn' dan strijdig met zelfsturing, zoals de filosoof Frankfurt beweert? Ik denk van niet. Door te bepleiten dat men ‘uit één stuk' is, benadruk je de verbinding tussen de verschillende delen van het zelf in plaats van de gewenste scheidingen daartussen. Je wordt dan te veel een plamoen, een beestje dat zich in je vastzuigt. Die plamoeniteit geeft wel kracht, want de oprechtheid resulteert nu in een wilsnoodzaak als handelingsresultaat. En dan is het niet meer afhankelijk van jouw of van jullie subjectieve mening. Het is het lef om dominant te zijn, om macht te nemen en om grenzen te stellen. Want het is een riskant avontuur als je dat doet ten opzichte van bijvoorbeeld je kind of de andere dorpsbewoners. Maar tegelijkertijd wil ik de ander de ruimte laten om zichzelf hier toe te verhouden. Vaak verwordt zelfregulering tot een vage systemische notie.

Theoretisch gesproken gaat het kennelijk om het combineren van twee tegengestelde wegen: de weg van zelf sturen en afstemmen.
Aan de ene kant is er sprake van een wilsessentie. Er is slechts één weg mogelijk en dat is de weg die ik zeg. En dat heeft iets met zelfsturing te maken. Dat voelt als een noodzaak. Je bent bezig om je echte wil vorm te geven. Als iemand oprecht zijn eigen motieven onderschrijft - en dat heeft te maken met interne afstemming -, dan is hij het meest actief bezig om zijn eigen gedrag te produceren. Dus al datgene wat hij nu gaat doen om aan de ander toe te geven, is hij niet bezig met sturen. Hij is dan bezig met afstemmen.
Daar waar je oprecht bent, daar leg je een grens aan. En het aanleggen van zo'n grens is essentieel voor zelfsturing. Maar iets anders is of die grens ook voor die ander moet tellen, maar het is jouw grens. En dus jij eist dat. Wat een ander daarmee doet, is een tweede. Dat kun je ook beïnvloeden via een subtiele communicatieve afstemming en dat is dus ook weer een contextuele keuze an-sich. Het proces van zelfregulering is continu en loopt door.

Je moet er dus de ambivalentie tussen de subject- en de objectwerkelijkheid niet uithalen. Het lijkt steeds weer te gaan om waar verbind je de verschillende zelven met elkaar en waar breng je scheiding aan. En beide strategieën - die van scheiden en verbinden - geven een doelrichting. In de contextuele benadering van zelfregulering gaat het om de dialectiek van subject en object, van actor en reactor, van doelgerichte zelfsturing en subtiele afstemming, van doelrationeel handelen in termen van bijvoorbeeld fasen en flexibele afstemming in de vorm van scharrelen. De essentie van zelfregulering ligt in het verbinden van de beide logica's.

We kunnen hier ook een parralel trekken met de rechtspraak. Bij primitieve volken wordt bij een conflict net zo lang gesproken totdat beide partijen het weer met elkaar eens zijn. Want bij een conflict hebben beide partijen vaak gelijk. Hier in het Westen hebben wij een rechtspraak waarin wordt gekeken ''er staat zoveel straf op dat feit'. Ook al is misschien de reden dat je door het rode licht bent gereden dat je vrouw in het ziekenhuis is opgenomen, dat dondert er niet toe. Feit blijft dat je door het rode licht bent gereden. Dat noemen wij efficiënt werken. En daartegenover ligt dan de kerngedachte van de zelfregulering: vat de logica van het rechtssysteem op als een talige structuur, stel die logica ter discussie en scheidt die van de taal van de leefwereld met haar bredere rationaliteit. Hulsman (1986) schreef het boek Afscheid van het strafrecht, een pleidooi voor zelfregulering. Daarin pleit hij ervoor om de rationaliteit van de leefwereld in het justitieel systeem in te voeren. In het kader van een contextuele benadering kunnen we de vraag stellen: is het niet mogelijk en wenselijk om de beide logica's in de rechtspraak met elkaar te verbinden? Ligt in dit proces van scheiden en verbinden niet precies de creatieve uitdaging? Op dat moment is een dubbele legitimatie aan de orde. Aan de ene kant is er op school voor studenten bij bepaalde programmaonderdelen bijvoorbeeld een presentieverplichting. De rationaliteit van het systeem gebiedt om deze presentienorm te controleren op dezelfde wijze als in de rechtspraak gebeurt. Tegelijkertijd moet echter worden erkend dat het handhaven van zo'n algemene norm in een bijzonder geval onrechtvaardig kan zijn; denk bijvoorbeeld aan aperte overmacht, terwijl het gaat om een student die normaal altijd aanwezig is en die de leerdoelen ook zonder die ene keer aanwezig zijn heeft gerealiseerd, et cetera. Dat is de normatieve legitimatie op grond van een zorgvuldige afweging (prudentie) van factoren in het individuele geval. Hier telt de samenhang van factoren en criteria.

De conclusie lijkt gerechtvaardigd, dat te stellen dat bepaalde doelen gemeenschappelijk zijn - zoals Jack doet - strategisch gezien relevant is, maar analytisch gezien moet worden gekoppeld aan een subjectieve mening. Het proces van zelfbesturing speelt zich af op het spanningsveld tussen subject en object, omdat het een contextueel gebeuren is. Het gaat om het proces van zoeken naar een bevredigende balans tussen subject en object. In collectivistische culturen wordt een sterk appèl gedaan op aanpassing aan hetgeen wordt voorgesteld als een gemeenschappelijk belang. Dat groepsbelang is per definitie dan ook jouw persoonlijk belang; je eigen mening of je eigen ervaring is niet relevant, ook niet als die mogelijk verschillend is met die van de groep. In termen van de contextuele benadering is hier dan sprake van een zwak zelfregulerend vermogen van het collectief, omdat interne afstemmingskwesties in deze niet relevant worden geacht en er dus geen sprake is van een zoeken naar een bevredigende balans tussen subject en object. Een dialogische afstemming op het punt van gezamenlijke doelbepaling is hier niet aan de orde. In sommige culturen bestaat voor het 'ik' zelfs geen woord, omdat het ik volledig ondergeschikt is gemaakt aan het collectief. Het zelf van het individu lijkt hier geheel op te gaan in het 'wij', zoals in een individualistische cultuur het zelf van het individu geheel op lijkt te gaan in het 'ik'. In elk zelf zit echter de gemeenschappelijke of maatschappelijke context opgesloten. De vraag die we ons steeds moeten stellen, is: welk deel van het zelf is hier aan het woord en heeft recht van spreken? Dat is per cultuur en per situatie kennelijk heel verschillend.

 


Copyright © 2007-2024 Zelfregie.com